Als vorst ga je jouw vorstendom in het Loiredal zo goed mogelijk inrichten, met steden, veestapels en natuurlijk burchten. Tot zover het flinterdunne thema. Je hebt jouw eigen bordje waarop je jouw vorstendom opbouwt. De zeshoekige vakjes zijn van een kleur voorzien, zodat duidelijk is wat daar gebouwd mag worden. Zo is bruin voor de steden gereserveerd, lichtgroen voor de weiden en boten varen op de blauwe Loire. Ook staat op elk vakje een dobbelsteenworp, want – schrik niet – dit Alea-spel is feitelijk een vermomd dobbelspel. Je begint met een burcht, die je op een van jouw donkergroene burchtplaatsen bouwt.
Het spel is onderverdeeld in vijf fasen, die elk weer in vijf ronden opgedeeld worden. Aan het begin van een fase worden op een centraal bord de tegeltjes neergelegd die de komende ronden gebouwd kunnen worden. Ook bij die centrale voorraadplaatsen staat trouwens een dobbelsteenworp afgebeeld.
Elke ronde verloopt identiek. Eerst gooit iedereen tegelijkertijd twee dobbelstenen, waarna je om de beurt jouw acties uitvoert. Je kunt een dobbelsteen gebruiken om een tegel van het centrale veld naar jouw eigen voorraad te halen, of om vanuit die voorraad op jouw vorstendom te bouwen.
Maar behalve dat de kleur en worp bij het bouwen moeten kloppen, moet de tegel ook nog grenzen aan een reeds gebouwde tegel. Dat maakt het al een stuk lastiger om verzamelde tegels ook te bouwen. Dat je maximaal drie tegels tegelijkertijd in jouw voorraad mag hebben, helpt ook al niet.
Dan hebben de meeste tegels bij het bouwen ook een nevenfunctie. Zo levert een burcht meteen een extra dobbelsteenworp naar keuze op, laten verschillende gebouwen je tijdens het bouwen een nieuwe tegel in jouw voorraad brengen, en is er ook een gebouw waarmee je dan juist een voorraadtegel kunt bouwen. Inderdaad, kettingreacties zijn niet van de lucht en het is dus ook oppassen dat de lieve medespelers niet ineens al jouw mogelijkheden uit de handen slaan.
Uiteindelijk is het de bedoeling om aan het einde zoveel mogelijk punten te hebben. Je scoort op verschillende manieren. Zo levert een volledig bebouwd gebied punten op. Een gebied zijn zogezegd ‘eilandjes’ van een kleur, oftewel aan elkaar grenzende vakjes van één kleur, omgeven door rand- en anderskleurige vakjes. Een gebied van één vakje levert ook maar een schamel puntje op, maar bestaat het gebied uit acht vakjes, dan mag je een vette 36 punten op jouw conto bijschrijven. Bovendien krijg je ook nog bonuspunten afhankelijk van de fase waarin het spel verkeert. Bij de eerste fase maar liefst 10 bonuspunten, terwijl aan het einde van het spel nog maar twee extra punten vergeven worden. De eerste speler die alle vakjes van een soort (dus alle gebieden van die soort) helemaal volgebouwd heeft, krijgt nog een vette bonustegel, terwijl een troosttegel voor speler twee beschikbaar is.
Punten verdien je ook door aan jouw veestapel te bouwen. Elke keer dat je een tegeltje met vee bouwt, levert dat evenveel punten op als het aantal afgebeelde dieren plus het aantal van die soort dat al op dat weidegebied gestationeerd was. Stel dat je in een lege wei een tegel met vier koeien plaatst, dan levert dat vier punten op. Plaats je daarna een tegel met drie koeien in diezelfde wei, dan levert dat dus zeven (3+4) punten op. Zet je er daarna nog een tegel met twee koeien bij, dan scoor je negen (2+3+4) punten. Zou je het in omgekeerde volgorde gedaan hebben, dan levert het twee plus vijf plus negen punten op, hetgeen dus vier punten scheelt.
Langs de Loire vindt ook nog handel plaats. Je hebt drie pakhuizen die elk met één soort goederen gevuld mogen zijn (er zijn zes verschillende soorten, met – inderdaad – elk een andere afgebeelde dobbelsteenworp). Je kunt een dobbelsteen ook inzetten om de voorraad van een pakhuis te verkopen. Dit levert punten per goed op, en precies 1 geld. In het midden van het centrale bord liggen een aantal extra tegels. Per ronde mag je voor 2 geld zo’n tegel naar jouw voorraad kopen, wat geld erg gewild maakt (aan het einde van elke fase krijg je een geld per gebouwde mijn, maar ook die komen zeer mondjesmaat in het spel).
Goederen krijg je als je een boot bouwt, maar nog belangrijker is het dat de speler die de meeste boten gebouwd heeft de startspeler is. Zowel in de eerste als de laatste ronde van een fase is dit een nauwelijks te overschatten voordeel. In de eerste ronde ligt het maximale aanbod open, dus ook de schaarse tegels zoals mijnen en burchten. Als er nog maar weinig kaartjes liggen, kan dit het verschil maken tussen een goede zet of vissen achter het net. Wil of kun je een dobbelsteen niet inzetten, dan mag je hem ook inleveren voor twee modificatie-fiches. Die kun je inzetten om een dobbelsteenworp een oog meer of minder waard te maken.
Dan zijn er nog verbetertegels. Sommige zijn tijdens het spel al verdienstelijk (verkopen levert twee geld op, het pakken of plaatsen van tegels wordt gemakkelijker, om enkele voorbeelden te geven), of kunnen aan het einde een bonus opleveren (zoals per veesoort vier punten, of per specifiek gebouw). Bij de eindtelling leveren niet verkochte goederen ook nog punten op, net als niet ingezette modificatie-fiches en geld.
Ten slotte
Met dit spel heb ik een haat-liefde verhouding. Het is me meer dan eens gebeurd dat de dobbelstenen me ernstig in de steek lieten. Het meest wrange dat ik meemaakte, was dat ik gedurende de laatste drie fasen vergeefs hoopte dat een specifiek gebouw in het aanbod zou opduiken. Elke stad moet namelijk uit verschillende gebouwen bestaan, en ik had een bordje met de maximale stadgrootte. Uiteraard ben ik allang vergeten dat ik minstens evenveel spellen gespeeld heb waarin alles als een geoliede machine liep, want ik heb inmiddels ettelijke keren de dobbelstenen ter hand genomen.
Elk spel speelt anders, aangezien de tegels die in het spel komen elke keer verschillen. De vele spelersbordjes zorgen ook voor variatie en dan zijn er nog die dobbelstenen… Strategie is dus nauwelijks aanwezig; je moet veel meer tactisch handelen. Daardoor wordt het spel snel een puzzel om met een beperkt aantal bezette vakjes zoveel mogelijk punten te scoren. Je kunt elkaar wat dwarszitten, en met meer spelers komen er ook meer (goede) tegels langs, maar dit weegt niet op tegen de extra speelduur. Daarom speel ik dit het liefste als tweepersoonsspel, waardoor geluk en speelduur in balans zijn. En dan blijkt dat ik voor een verloren drie kwartier weer graag die vermaledijde puzzel ter hand neem, zonder te herinneren hoe onfortuinlijk ik de laatste keer het onderspit heb gedolven.
Link: Nederlandstalige spelregels.